Het jaar 2007 is voorbij en ik hoef niet meer op scherp te staan. Niet meer bij elke piep hoopvol te kijken of ergens een nieuwe jaarsoort voor mij ontdekt is. Niet meer het internet af te struinen naar meldingen van zeldzaamheden. Een jaar lang leefde ik van dag tot dag en van soort naar soort. Geen enkel moment twijfelen, bij een nieuwe jaarsoort altijd op pad gaan. Ongelooflijk vroeg opstaan, direct uit je werk nog honderden kilometers naar een nieuwe soort moeten rijden, maaltijden overslaan, nerveus voelen omdat je zo erg hoopt dat het lukt de vogel te zien te krijgen. Die heerlijke en verslavende adrenalinestoot als het lukt weer een soort aan de lijst toe te voegen. Dit alles zal ik echt missen, het voelt alsof ik aan het afkicken ben.
De teller is blijven staan op 334 soorten. Dit is exclusief de Kokarde Zaagbek en natuurlijk nog afhankelijk van het aanvaarden of afwijzen van indiensoorten door de CDNA. Met die 334 ben ik meer dan tevreden, nooit gedacht dat ik zo veel soorten zou kunnen zien in 2007. Ik heb met ongelooflijk veel plezier ge-jaarlijst. Ik had niet verwacht dat het me zo veel plezier en voldoening zou geven.
Het blijf eeuwig jammer dat ik vier soorten noodgedwongen heb moeten missen (Dunbekmeeuw, Roodstuitzwaluw, Kroonboszanger en Bonte Tapuit). Soorten waar ik – als ik niet in het buitenland of vast had gezeten met mijn veldwerk – zonder enige twijfel op af was gegaan en vrijwel zeker had gezien. Verder heb ik een aantal soorten gemist die ik misschien wel had kunnen twitchen. Hierbij kan je denken aan Kortteenleeuwerik en Aziatische Roodborsttapuit. Toen de eerste soort gemeld werd, was ik op zoek naar de Waterspreeuw van de Geul (een tactische blunder noemde menigeen deze actie) en de tweede soort is niet veel langer dan een uur gezien. Of ik deze vogels had kunnen twitchen zal wel altijd een vraag blijven.
Zoals de meesten wel weten, heb ik moeten jaarlijsten naast een 40-urige baan. Voor deze baan zat ik in april in Estland. Verder maakte ik in de zomer nog een vogeltrip van iets meer dan 2 weken naar Kazakhstan en voor mijn werk zat ik in totaal vier (!) weken in het Lauwersmeer. Twee van deze vier Lauwersmeer-weken waren ook nog eens in ‘Prime Time’ vogeltijd (laatste week september en eerste week oktober). Wat ik hierdoor miste weet iedereen vast nog wel. Als je al deze dagen optelt dan heb ik maar liefst 40 dagen (meer dan een maand dus) niet kunnen jaarlijsten door verblijf in het buitenland of veldwerk.
Aanvallend vogelen, dat wilde ik graag. Niet op een landtrektelpost gaan zitten en alles letterlijk over me heen laten komen maar soorten echt 'in het veld' proberen te zien te krijgen. Dit betekende wel extra kilometers afleggen, zo moest ik bijvoorbeeld voor de Ortolaan op een namiddag speciaal van Almere naar het Lauwersmeer rijden om de vogels in de Bantpolder te twitchen. Dit lukte en gaf me vele malen meer voldoening dan een overvliegend telbaar stipje. Bijna alle landsoorten op mijn lijst heb ik niet exclusief op telposten gezien. De enige uitzondering is de Rode Wouw, die ik alleen maar op de Kamperhoek zag. Jaarlijsten betekent veel autorijden, dit jaar reed ik zo tussen de 55.000 en 60.000 km. Daarnaast maakte ik veel tochten naar de Waddeneilanden. Zo werden Texel en Vlieland elk vier keer, Ameland vijf keer en Schiermonnikoog twee keer bezocht.
Gedurende het jaar merkte ik dat het jaarlijsten wel heel erg consumptief vogelen is. Eigenlijk komt het neer op vele malen vroeg opstaan, heel veel autorijden, creatief met je werkuren om kunnen (en mogen!) gaan en een goed netwerk hebben. Hoe meer vogelaars weten dat je aan het jaarlijsten bent, des te beter het is. Vele malen werd ik door – voor mij - volkomen onbekende vogelaars gebeld met de melding dat ergens een nieuwe jaarsoort was gevonden, of dat de vogel waar ik naar onderweg was nog aanwezig was. Door het schrijven van het DB-blog merkte ik dat ik langzaam een BV-er (Bekende Vogelaar) aan het worden was. Vogelaars die ik nog nooit had gezien spraken me aan en vroegen me dan hoe het met mijn jaarlijst ging.
Ik wil iedereen bedanken die mij het afgelopen jaar steunde, ontdekkingen direct doorbelden en/of speciaal bij een vogel op me bleven wachten. Daarnaast wil ik nog een aantal vogelaars noemen die me dit jaar op allerlei manieren geholpen hebben: Martijn Bot, Rommert Cazemier, Albert van de Ende, Hans ter Haar, Remco Hofland, ‘broer’ Kees, Hans Pohlmann, Bart-Jan Prak, Aart Vink, Mark Zekhuis, het team van de DB-website en alle leden van ‘Deception Tours’.
Aan het einde wil ik nog iemand speciaal bedanken: mijn carpoolmaatje – en niet vogelaar! - Anne (en haar hond Emma). Tienduizenden kilometers hebben we samen afgelegd in haar oude Nissan. Ze introduceerde de Negeerlijst (de vogelaars zien die de zeldzaamheid op dat moment bekijken, maar dan de vogel per se niet willen zien). Zonder haar tactisch inzicht, autorijkunsten en het vermogen mij op de juiste momenten te blijven motiveren (‘Je gaat naar die soort, je bent aan het jaarlijsten of niet!’) had ik nooit 334 soorten in een jaar kunnen zien.