CDNA Nieuwsberichten

Invoering categorieën op de Nederlandse lijst

3 september 2024  ·  CDNA  ·  1498 × bekeken

In de zomer van 2021 heeft de CDNA opdracht gekregen van de besturen van DB en NOU om een verkenning uit te voeren naar de voor- en nadelen van het categorieënsysteem zoals opgesteld door de Association of European Records and Rarities Committees (AERC), en het Nederlandse systeem. Het  doel was om na raadpleging van nationale en internationale experts tot een advies te komen over wat te doen met de Nederlandse lijst. Na een aantal gesprekken met vroegere CDNA-voorzitters, en CSNA-leden, en een uitgebreide enquête onder AERC-leden, is het advies opgesteld en in maart 2023 aangeboden aan de besturen van DBA en NOU. In het voorjaar van 2024 is na een gemeenschappelijk overleg door deze besturen besloten dat het advies om over te stappen op het AERC-categorieënsysteem, en alle waargenomen taxa op Dutch Avifauna te noemen, wordt overgenomen, en dat met de implementatie kan worden begonnen.

Uitkomsten verkenning
De AERC is in 1993 opgericht door zeldzaamhedencommissies in Europa. Na een lange poos van relatieve inactiviteit is er sinds circa 10 jaar weer regelmatig overleg tussen alle commissies, en tussen commissies onderling. Inmiddels is er bijna elke twee weken wel contact tussen alle AERC leden of tussen de CDNA en andere commissies. Te denken valt aan overleg over definities voor zelfredzame populaties (zie McInerny et al. 2022), informatie-uitwisseling over aantallen aanvaarde en niet- aanvaarde gevallen per land, en contact over grensoverschrijdende gevallen om per land zo goed mogelijk onderbouwde besluiten te kunnen nemen. Tijdens de verkenning heeft de CDNA een enquête uitgestuurd naar de AERC leden, en heeft van 18 landen een antwoord gekregen. In samenvatting: al deze landen gebruiken de AERC categorieën zoals vastgesteld in 1999, soms met enige verschillen in de details van de categorie-indeling of toewijzingscriteria (met name het Verenigd Koninkrijk). De nationale lijst van vogelsoorten met wilde status bestaat in al die landen uit soorten ingedeeld in categorieën A-C (zie onder voor criteria). Het gebruik van categorieën zelf werd overal onderschreven. Landen die het systeem hebben heroverwogen hebben toch besloten bij het systeem te blijven. De voordelen die genoemd werden zijn dat een uniform systeem het vergelijken tussen landen (bijvoorbeeld om een onderbouwd besluit te vormen) vergemakkelijkt, en een informatieve en transparante ordening biedt van de vogellijst. Nadelen werden door de respondenten nauwelijks genoemd. Eenmaal noemde een land dat er soms arbitraire keuzes gemaakt moeten worden bij elk systeem, en eenmaal dat een uniforme benadering waarschijnlijk een utopie is, omdat landen verschillend omgaan met gevallen gegeven hun eigen context.

Het Nederlandse systeem is al jaren het enige in zijn soort, en hoewel het een simpel systeem is (effectief: alleen een A-lijst) loopt de CDNA tegen problemen/probleemsoorten aan, zoals al eerder toegelicht. De gesprekspartners gaven aan dat zij het ook nuttig vinden om het beleid af en toe tegen het licht te houden, en dat de aanleiding daarvoor over het algemeen duidelijk is. Het meest uitgesproken argument voor de huidige Nederlandse aanpak was dat de vogels het patroon van voorkomen moeten bepalen (een progressieve benadering van wilde status), en dat de vrees bestaat dat een AERC systeem, met name categorie D, er voor zorgt dat het patroon bepaald gaat worden door de besluiten. Daar staat tegenover dat de CDNA in de afgelopen decennia vele besluiten heeft genomen die interpreteerbaar zijn als een categorie D besluit, en dat Dutchavifauna.nl het beste systeem in Europa is om ook niet-aanvaarde gevallen terug te vinden. Ook de gesprekspartners gaven aan dat het nastreven van uniformiteit een voordeel kan zijn, maar ook dat dit mogelijk niet haalbaar is gegeven de verschillen in interpretatie van de categorieën.

Afweging
De CDNA kan met het huidige beleid hetzelfde als met het AERC-categorieënsysteem, mits kanttekeningen gepubliceerd worden in het jaarverslag (bv. ‘vermoedelijk niet wild, maar niet ondenkbaar’, ‘kan alsnog een ontsnapte vogel zijn, maar daar zijn nu geen aanwijzingen voor’). In sommige gevallen is de keuze over een al of niet wilde status extreem lastig omdat een patroon van natuurlijke ‘vagrancy’ nog niet gevormd is, en niet gestabiliseerd hoeft te zijn. Zowel een keuze voor aanvaarden als voor niet-aanvaarden als wild beïnvloedt dan het patroon van voorkomen. In die gevallen heeft een categorie D een duidelijke meerwaarde doordat gevallen en de onzekerheid over de vagancy potential van de soort zichtbaarder zijn op de avifaunistische lijst. Er kwam geen duidelijk voordeel aan het huidige Nederlandse systeem naar voren (een progressieve benadering gaat over de wijze van beoordelen, niet over het systeem) boven het AERC-systeem, behalve een kleiner aantal grensbeoordelingen (tussen A, D en E in plaats van tussen A en niet-A). Er was bij de geïnterviewden brede steun voor het samenstellen van een volledige en ecologisch relevante lijst van Nederlandse vogel(onder)soorten, maar dit is met het huidige beleid niet zonder meer mogelijk. Het invoeren van categorieën is geen grote stap vanuit het Nederlandse systeem (de indeling is goeddeels paraat), maar valt deels buiten de huidige taak- en doelstelling van de CDNA. Partijen zoals CSNA, Sovon en Waarneming.nl spelen daarom een belangrijke rol bij het creëren van een complete en ecologisch relevante lijst van in Nederland waargenomen vogelsoorten.

Conclusie
Het is weliswaar mogelijk om met het Nederlandse systeem vrijwel alles te doen dat gebeurt met het AERC-systeem, maar het AERC-systeem heeft een paar duidelijke voordelen bovenop het Nederlandse systeem. Door het AERC-systeem krijgt Nederland een:

  • wetenschappelijk en ecologisch relevantere Nederlandse lijst, door opname van categorie C soorten;
  • duidelijkere internationale overeenstemming in de wijze waarop de nationale ornithologische lijst is ingedeeld;
  • verbeterde samenwerking tussen Nederlandse ornithologische organisaties.

Daarom hebben de besturen van DB en NOU besloten om:

  • de AERC-richtlijnen zoals vastgelegd in 1999 te gebruiken voor de indeling van de Nederlandse avifaunistische lijst (zie tabel hieronder);
  • dutchavifauna.nl als leidende Nederlandse lijst van waargenomen vogels te gebruiken;
  • de huidige lijst op Dutch Avifauna in te delen in categorieën A en B (soorten waargenomen na 1-1-1800, en vóór 1-1-1950 en niet sindsdien);
  • de huidige lijst op Dutch Avifauna aan te vullen met:

o   Categorie C soorten: Sovon heeft een goed beeld van de in Nederland voorkomende broedpopulaties van soorten die afstammen van ontsnapte vogels. In overleg met Sovon, en met de gepubliceerde AERC criteria in gedachten (McInerny et al 2022), stelt de CDNA criteria op wanneer een soort gevestigd is. In tegenstelling tot de recente AERC-criteria is de CDNA voorstander om in het geval van herintroducties, gevallen uit zelfredzame populaties in categorie A te plaatsen, en gaat hierover in overleg met de AERC. De lijst van soorten zal worden vastgesteld, en jaarlijks worden geëvalueerd door Sovon, waarbij dwaalgasten van soorten die in het buitenland in categorie C geplaatst worden door de CDNA moeten worden beoordeeld.

o   Categorie D soorten: Bij invoering een lege categorie, waarbij soorten met terugwerkende kracht in D geplaatst kunnen worden (vanuit zowel categorie A als E). Deze categorie wordt terughoudend gebruikt, en enkel voor soorten waarvoor er gerede twijfel is of een vogelsoort de vagrancy potential heeft om zelfstandig en in wilde staat in Nederland te komen, maar waarbij evenzeer wordt betwijfeld of plaatsing in categorie E terecht is. Na toevoeging van een soort aan categorie D moet deze categorisering minstens elke 5 jaar worden geëvalueerd door de CDNA. Een soort kan niet zowel in categorie A als categorie D ingedeeld worden. Indien een geval van een soort uit categorie D aanvaard wordt voor categorie A, dan moeten alle voorgaande en toekomstige gevallen worden toebedeeld aan categorie A of E. Effectief wordt hier dan voor deze categorie het AERC-systeem gebruikt zoals toegepast in het Verenigd Koninkrijk.

o   Categorie E soorten: Wij adviseren een pragmatische lijst van waargenomen soorten die zich mogelijkerwijs in Nederland zouden kunnen vestigen. Daartoe vraagt de CDNA aan waarneming.nl om jaarlijks een uitdraai te maken van waargenomen escapes en exoten.

  • de huidige lijst op Dutch Avifauna, in samenwerking met de CSNA en Sovon, verder te specificeren met alle in Nederland waargenomen ondersoorten.
  • CDNA neemt de leiding in het jaarlijks evalueren en publiceren van de Nederlandse lijst in Limosa in samenwerking met Sovon en Waarneming.nl.
  • Het gehele proces van implementatie en jaarlijkse evaluatie wordt na 5 jaar geëvalueerd door besturen DB en NOU.

Extra toelichting categorie D
Categorie D wordt vaak beschouwd als een makkelijke uitweg bij lastige statusbesluiten. De CDNA wil voorkomen dat deze categorie wordt gevuld door soorten waarbij de besluiten lastig zijn, maar niet onmogelijk. Indien er aanleiding is om aan te nemen dat een soort in staat is om zelfstandig in wilde staat in Nederland te komen (categorie A), kan de soort dus niet in categorie D geplaatst worden. Een soort waarvoor dit momenteel duidelijk geldt is Ross’ Gans Anser rossii, en dus dienen alle gevallen van Ross’ Gans in categorie A of E te worden geplaatst. Voor sommige soorten is er gerede twijfel of gevallen betrekking hebben op wilde individuen of escapes. In recente jaren heeft de CDNA geregeld besluiten genomen over dergelijke soorten. Te denken valt aan soorten die momenteel vanwege een gebrek aan een patroon dat een wilde origine indiceert, zoals Sporenkievit Vanellus spinosus, Geelsnavelwouw Milvus aegyptius, en Schildraaf Corvus albus. Door elke vijf jaar te evalueren of herindeling mogelijk is verlagen we de kans dat categorie D een langdurige ijskastcategorie wordt, en zorgen we er ook voor dat er aandacht blijft voor waarnemingen van categorie D soorten. Als laatste is het ook mogelijk dat soorten die momenteel in categorie A geplaatst zijn, vanwege voortschrijdend inzicht in categorie D geplaatst kunnen worden. Dergelijke besluiten zullen altijd onderbouwd met argumenten worden gepubliceerd.

Tijdlijn implementatie
In het najaar van 2024 zal het CDNA-handboek worden aangepast aan het nieuwe systeem, inclusief de criteria voor categorie C. De herindeling in categorieën zal met name technisch heel wat voeten in aarde hebben. De verwachting is dat met ingang van 2025 Nederlandse lijst geheel ingedeeld is in categorieën, en vanaf dat moment zal elk geval worden beoordeeld volgens het categorieënsysteem. De achterliggende database zal pas in de loop van 2025 geheel zijn aangepast aan het categorieënsysteem. Het CDNA-jaarverslag van 2024 zal het eerste jaarverslag zijn volgens het AERC-categorieënsysteem.

CategorieCriteriaOpmerkingen
A

Soorten waargenomen in ogenschijnlijk wilde staat sinds 01-01-1950.


B

Soorten waargenomen in ogenschijnlijk wilde staat tussen 01-01-1800 en 31-12-1949, maar niet sindsdien.


C

Soorten die een gevestigde broedpopulatie (in eigen land of elders) hebben gevormd maar hun origine hebben uit escapes.

Criteria voor wat ‘gevestigd’ is worden uitgewerkt in samenwerking met Sovon. Soorten uit herintroducties komen in Nederland niet in categorie C.

D

Soorten waarvoor er gerede twijfel is of een vogelsoort de vagrancy potential heeft om zelfstandig en in wilde staat in Nederland te komen, maar waarbij er evenzeer twijfel is of plaatsing in categorie E terecht is.

Indien soort in categorie, elke 5 jaar evaluatie of handhaving in categorie wenselijk is.
Soort kan niet in zowel categorie A als D zitten. Indien geval in A, dan alle gevallen herindelen in categorie A of E.

E

Soorten ontsnapt uit gevangenschap.


Referenties

McInerny, C. J., Crochet, P. A., & Dudley, S. P. (2022). Assessing vagrants from translocated populations and defining self-sustaining populations of non-native, naturalized and translocated avian species. Ibis164(3), 924-928. https://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1111/ibi.13067